Het recht op gegevenswissing, oftewel het recht op vergetelheid, is vastgelegd in artikel 17 van de AVG. Op grond van dit artikel heeft een betrokkene onder omstandigheden het recht om een verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken zijn persoonsgegevens te wissen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of als de betrokkene zijn toestemming voor verwerking van die persoonsgegevens heeft ingetrokken en er geen andere rechtsgrond voor verwerking bestaat. In dat geval moet de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging overgaan tot wissing van de persoonsgegevens.
In lid 3 van artikel 17 zijn enkele uitzonderingen op het recht op gegevenswissing opgenomen. Een verwerkingsverantwoordelijke hoeft niet tot wissing van de persoonsgegevens over te gaan, indien de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is:
- Voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie;
- Voor de nakoming van een wettelijke verwerkingsverplichting, het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van openbaar gezag;
- Om redenen van algemeen belang op het gebied van gezondheid;
- Met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden;
- Voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.
Uitzondering: in geval van de instelling én het verweer tegen een rechtsvordering
In de procedure bij de Afdeling stond deze laatste uitzondering centraal. Op grond van de letterlijke tekst van de AVG is de onder e) genoemde uitzondering slechts van toepassing als de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. In casu was de verwerking echter niet noodzakelijk voor de instelling van een rechtsvordering door de gemeente Bladel, maar voor het voeren van verweer tégen een rechtsvordering die door een betrokkene tegen de gemeente Bladel was ingesteld. De vraag die voorlag was of het voeren van verweer tegen een rechtsvordering ook onder de uitzondering van artikel 17 lid 3 onder e) AVG viel.
In haar beoordeling heeft de Afdeling taalversies van de AVG naast elkaar gelegd. Uit zowel de Engelse, de Duitse als de Franse taalversie van de AVG bleek dat artikel 17 lid 3 onder e) AVG niet alleen van toepassing is op de instelling van een rechtsvordering, maar ook op het verweer daartegen. De Nederlandse vertaling van de AVG is in de ogen van de Afdeling te beperkt, waardoor moet worden aangenomen dat het verweer tegen een rechtsvordering ook onder de reikwijdte van artikel 17 lid 3 AVG valt.
Dit strookt volgens de Afdeling ook met het beginsel van effectieve rechtsbescherming en meer in het bijzonder het verdedigingsbeginsel, op grond waarvan een partij in een gerechtelijke procedure zich tegen een tegen hem ingestelde rechtsvordering moet kunnen verweren. Zou de uitzondering in artikel 17 lid 3 onder e) AVG niet van toepassing zijn op het verweer tegen een rechtsvordering, dan zou de verwerende partij in een dergelijke privacyrechtelijke kwestie worden gefrustreerd in zijn verdedigingsmogelijkheden. Dit is in strijd met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.
Conclusie
Uit de uitspraak van de Afdeling volgt dat een verwerkingsverantwoordelijke geen uitvoering hoeft te geven aan een verzoek tot gegevenswissing, indien de betrokkene een rechtsvordering tegen de verwerkingsverantwoordelijke heeft ingesteld. In dat geval mag de verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens bewaren om zo een doeltreffende verdediging in rechte te kunnen voeren.