Vereiste aanpassingen van bestaande gemeenschappelijke regelingen
De wetswijziging leidt ertoe dat bestaande gemeenschappelijke regelingen op de volgende onderdelen moeten worden aangepast:
De uittredingsregeling (artikel 9):
De uittredingsregeling in de huidige gemeenschappelijke regelingen moet worden aangescherpt, zodat het voor zowel uittredende als zittende deelnemers vooraf al duidelijk wordt onder welke voorwaarden uittreding mogelijk is en welke financiële, personele en juridische gevolgen een uittreding zal hebben.
Zienswijzeprocedure voor besluiten (artikel 10 lid 5 en 6):
In de tekst van de gemeenschappelijke regeling moet worden opgenomen of, en zo ja, welke bestuursbesluiten worden onderworpen aan een voorafgaande zienswijzeprocedure bij de gemeenteraden. Van belang is, dat het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de keuze behoudt voor welke besluiten deze verplichting gaat gelden. De wetgever denkt daarbij in ieder geval aan besluiten met een aanzienlijk financieel belang, aan politiek gevoelige besluiten of besluiten waaraan beleidsmatige keuzes ten grondslag liggen. Een dwingende verplichting om (alleen) voor deze besluiten een voorafgaande zienswijzeprocedure te organiseren, bestaat er echter niet.
Participatie (artikel 10 lid 7):
De gemeenschappelijke regeling moet verder gaan vermelden of, en zo ja, op welke wijze participatie van ingezetenen en belanghebbenden mogelijk is bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.
Evaluatie (artikel 11a):
Ook moeten er in de gemeenschappelijke regeling evaluatiebepalingen worden opgenomen. Het is daarbij aan de gemeenschappelijke regeling om te bepalen of er geëvalueerd wordt en waar de evaluatie dan op ziet.
Wijze van actieve informatieverschaffing (artikel 17):
Tot slot moet de gemeenschappelijke regeling gaan bepalen op welke wijze het bestuur van de gemeenschappelijke regeling actief informatie gaat verschaffen aan de raadsleden. Ook bij dit instrument bestaat veel vrijheid. Denkbaar is dat wordt aangesloten bij de raadsinformatiebrieven zoals die in de gemeentepraktijk gebruikelijk zijn.
Veel ruimte voor eigen invulling
Voor alle wijzigingen geldt dat de wetgever aan het bestuur van gemeenschappelijke regelingen veel ruimte heeft gelaten om een eigen invulling aan de nieuwe instrumenten te geven. Met name de aanscherping van de uittredingsregeling en de keuze van de bestuursbesluiten die aan een zienswijzeprocedure worden onderworpen, vergen nog het nodige denkwerk. Die instrumenten zijn namelijk nieuw en kennen geen evenknie in de Gemeente- of Provinciewet.
Start op tijd met het besluitvormingstraject
Voor het doorvoeren van de wijzigingen is het van belang dat de procedure tot wijziging van de gemeenschappelijke regelingen tijdig wordt opgestart. Hoewel de wetgever aan gemeenschappelijke regelingen een implementatietermijn van twee jaar heeft gegund, is die termijn namelijk zo voorbij.
Zo is voor een wijziging van de gemeenschappelijke regeling niet alleen een instemmend besluit van het dagelijks bestuur en algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling vereist. Ook de – doorgaans – unanieme instemming van de gemeenteraden en de deelnemende colleges is nodig. Voor de vereiste instemming van de gemeenteraden geldt dat de beslistermijn tot ¾ jaar kan oplopen. De gemeenteraad heeft namelijk op grond van de wet niet alleen tot maximaal 2 x 13 weken de tijd om toestemming aan het college te verlenen. Als gevolg van de wetswijziging wordt zij ook nog eens gedurende 8 weken in de gelegenheid gesteld om een zienswijze op het ontwerpbesluit te geven. Een implementatietermijn van twee jaar is daarmee zo voorbij. Het is daarom zaak om per 1 juli direct in de startblokken te staan.
Deel 3 van deze blogserie ziet op de wetswijziging als katalysator voor een effectieve samenwerking en bekijkt u hier.