Via een driedelige blogserie nemen wij u mee in de belangrijkste wijzigingen en aandachtspunten. Het eerste deel zag op de wijzigingen die direct per 1 juli in werking treden en vindt u hier. Het tweede deel dat zag op de vereiste aanpassingen van bestaande gemeenschappelijke regelingen, vindt u hier. In dit derde deel bespreken wij de kansen die de wetswijziging biedt voor een effectieve, democratisch gelegitimeerde samenwerking.
Wetswijziging biedt veel ruimte voor eigen invulling
Uitgangspunt van de wetswijziging is dat de wetgever de gemeenschappelijke regelingen veel ruimte geeft om een eigen invulling te geven aan de nieuw op te nemen bepalingen (p. 5 MvT). Die expliciete keuzevrijheid leidt ertoe dat het iedere gemeenschappelijke regeling vrij staat om de uittredingsregeling naar eigen inzicht nader aan te scherpen, iedere gemeenschappelijke regeling zelf kan bepalen welke besluiten aan voorafgaande zienswijzen worden onderworpen en iedere gemeenschappelijke regeling zelf kan beslissen op welke onderwerpen de evaluatie en participatie exact gaan zien. Ook staat het de gemeenschappelijke regelingen vrij om zelf te regelen hoe de actieve informatieverschaffing aan de gemeenteraden plaatsvindt.
Het risico ontstaat daardoor dat er binnen een gemeente een woud aan aangepaste regelingen ontstaat met ieder andere kaderstellende en controlerende taken voor de gemeenteraden en andere bevoegdheden voor de raadsadviescommissies. Een dergelijk toekomstbeeld is niet ondenkbeeldig, nu gemeenten aan gemiddeld 33 samenwerkingsverbanden deelnemen. Het mag duidelijk zijn dat een dergelijk toekomstbeeld niet aantrekkelijk is en zeker niet de bedoeling is geweest van de wetgever. Een (te) grote diversiteit aan regelingen komt de democratische legitimatie, transparantie en controleerbaarheid van het in gemeenschappelijke regelingen gevoerde bestuur namelijk niet ten goede.
De wetswijziging als unieke kans voor effectieve regio-samenwerking
Het is daarom de kunst om de wetswijziging te zien als een unieke kans om de regionale samenwerking effectief vorm te geven. De vraag is alleen, hoe dan?
Belangrijk is dat die benadering start met het hebben en houden van een brede blik bij de implementatie van de wijzigingsvoorstellen en dat het van belang is om de doelstellingen van de gemeenschappelijke regeling continue voor ogen te houden. Die doelstellingen moeten namelijk eerst en vooral effectief worden gediend. Een goede informatievoorziening voor de raden en het leveren van maatwerk staan daarbij voorop.
Voor wat betreft het advies om een brede blik te hanteren, is het van belang om bij de implementatie van de wetswijziging te bezien of a) de slagvaardigheid van het bestuur verder kan worden verbeterd en of b) de besluitvorming effectiever kan. Daarbij kan concreet gedacht worden aan het breder inzetten van de mogelijkheid om bevoegdheden te delegeren van het algemeen naar het dagelijks bestuur en het breder inzetten van de bevoegdheid om bij besluitvorming te volstaan met een gewone meerderheid. Zie daarover meer het artikel “De herontdekking van de Wet gemeenschappelijke regelingen”.
Daarnaast geldt uiteraard het devies om – waar mogelijk – op regionaal niveau de samenwerking te gaan zoeken. Een groot deel van de wijzigingen zal voor de ene gemeenschappelijke regeling namelijk niet anders zijn dan voor de andere. Een uniforme regeling komt in alle gevallen een effectieve samenwerking ten goede.
Kansen benutten!
De wetswijziging biedt goede kansen voor het realiseren van een effectieve, democratisch gelegitimeerde samenwerking. Het is alleen de kunst om de wetswijziging ook daadwerkelijk voor dit doel te benutten. Van belang daarvoor is, dat in een vroeg stadium moet worden nagedacht over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder samenwerking gewenst is. En om die bewustwording draait het uiteindelijk bij het vormgeven van een effectieve, doelmatige en democratisch gelegitimeerde samenwerking op grond van de WGR.