Op 7 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3614) heeft de Afdeling een in het oog springende uitspraak gedaan over de vraag of een groep omwonenden, die rechtstreeks zicht hebben op een vlaggenrij van 200 meter lang en 6 meter hoog, als belanghebbenden zijn aan te merken bij hun verzoek tot intrekking van de omgevingsvergunning van de betreffende vlaggenrij .
Deze vraag is relevant omdat alleen belanghebbenden een verzoek kunnen doen om een besluit als bedoeld in artikel 1:3 lid 3 Awb. Kunnen zij niet als belanghebbenden worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 Awb dan is er geen sprake van een appellabel besluit als bedoeld in artikel 1:3 lid 2 Awb.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2271), geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Daarbij is wel van belang dat de feitelijke gevolgen die degene ondervindt zijn te kwalificeren als “gevolgen van enige betekenis”. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, dient namelijk als correctie op dit uitgangspunt.
Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Terug naar de onderhavige casus. Appellanten wonen aan de Prins Bernhardkade te Rotterdam. De afstand van hun percelen tot aan de vlaggenrij bedraagt tussen de 130 m en 260 m. Vanaf de Prins Bernardkade bestaat over het water van de Bergse Voorplas heen alleen schuin zicht op de vlaggenrij op het perceel. Vanwege dit zicht kunnen appellanten dus rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van de vlaggenrij.
De Afdeling is van oordeel dat deze bewoners evenwel geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van de vlaggenrij, omdat de gevolgen voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van deze bewoners dermate gering zijn, dat een persoonlijk belang bij het verzoek om de omgevingsvergunning voor de vlaggenrij in te trekken, ontbreekt. Hierbij betrekt de Afdeling de aard van de bebouwing, een vlaggenrij, en de omstandigheid dat het zicht op de Bergse Voorplas niet is verstoord, omdat de vlaggenrij zich aan de overzijde van deze plas bevindt en er alleen schuin zicht op is. De omstandigheid dat de bewoners van de Prins Bernhardkade, naar gesteld, de vlaggen kunnen horen wapperen als zij buiten hun woning staan, is, wat daar ook van zij, onvoldoende om hen als belanghebbenden aan te merken.
Conclusie
Voor de praktijk is van belang om te beoordelen of iemand die tegen een besluit opkomt (denk bijvoorbeeld aan een bouwplan) niet alleen rechtstreeks feitelijke gevolgen kan ondervinden, maar voorts ook gevolgen van enige betekenis ondervindt. Als dat namelijk niet het geval is, dan is diegene niet-ontvankelijk bij de bestuursrechter in beroep, maar ook niet in de bezwaarschriftfase bij het betreffende bestuursorgaan. Door dit al in bezwaar op te werpen kan er in een vroegtijdig stadium al een deel van appellanten tegen een voor u begunstigend besluit buiten de deur worden gehouden.
Wij staan voor u klaar
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neemt u dan contact op met onze advocaten. Bel +31 88 30 40 000 of mail naar [email protected].