In de kortgedingprocedure verzocht de oogarts de rechter om de patiënt, die niet tevreden was over het resultaat van een ooglidcorrectie, te verbieden zich nog langer negatief over hem uit te laten op het internet. Om zijn zaak te onderbouwen, stuurde de oogarts het volledige, niet-geanonimiseerde patiëntendossier naar zijn advocaat.
De advocaat deelde het dossier na (gebrekkige) anonimisering met een medisch adviseur.. De medisch adviseur kreeg later ook nog de medische gegevens die de patiënt zelf ongeanonimiseerd had ingediend. Deze waren door de advocaat deels geanonimiseerd. De processtukken van de oogarts bevatten ook medische gegevens van de patiënt. De patiënt stelde dat de oogarts hiermee zijn beroepsgeheim had geschonden.
Inbrengen gegevens in de procedure
Volgens het RTG gelden als een arts zelf een procedure start tegen een patiënt in beginsel dezelfde regels als wanneer een arts verweerder is. Dat betekent, gezien de wet- en regelgeving (verdragregels over het recht op een eerlijk proces; KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens), dat de arts zijn vordering moet kunnen onderbouwen, maar bij het overleggen van medische gegevens binnen de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit moet blijven. Kortweg: de arts dient niet meer gegevens over te leggen dan nodig is.
Daarbij oordeelt het RTG dat een arts, als hij zelf een rechtszaak begint, eerst toestemming moet vragen aan de patiënt om medische gegevens te gebruiken. De patiënt wordt zo ook geïnformeerd over het voornemen van de arts zijn beroepsgeheim te doorbreken. Mocht de patiënt toestemming weigeren, dan kan de arts tijdens de procedure aan de rechter vragen om de patiënt te bevelen de relevante stukken over te leggen of om een deskundige te benoemen die de stukken mag inzien.
Delen gegevens met de advocaat
Het RTG oordeelt dat een arts informatie die onder de geheimhoudingsplicht valt niet met zijn advocaat mag delen, enkel omdat de advocaat ook een geheimhoudingsplicht heeft. Een arts blijft bovendien altijd zelf verantwoordelijk voor de beoordeling van de gegevens op relevantie en voor het anonimiseren van de gegevens.
Voor de oogarts betekende dit onder meer dat hij de patiënt toestemming had moeten vragen voor het delen van diens gegevens met de advocaat. Ook voor het delen van gegevens met een medisch adviseur verlangde het RTG toestemming.
Commentaar
Inbrengen gegevens in de procedure
De vraag is of het gerechtvaardigd is dat een arts die een vordering wil onderbouwen met (het inbrengen van) medische gegevens van een patiënt daarvoor toestemming van die patiënt nodig heeft, in tegenstelling tot een arts die deze gegevens gebruikt om zich te verdedigen.
In het licht van het recht op een eerlijk proces en, bijvoorbeeld, ook de privacywetgeving, is het oordeel van het RTG niet overtuigend. Dat geldt ook voor de oplossing die het RTG voor zich ziet als de patiënt toestemming weigert. Eén van de bezwaren is dat de arts dan al een procedure moet starten voordat hij weet of hij zijn vordering in een later stadium, aan de hand van de dan mogelijk alsnog verkregen medische gegevens, voldoende zal kunnen onderbouwen. Het benoemen van een deskundige is een alternatief dat in het kader van een kortgeding veelal niet voor de hand ligt wegens het spoedeisende karakter van de zaak.
Delen gegevens met de advocaat
Het oordeel van het RTG dat de oogarts zonder toestemming van de patiënt haar medische gegevens niet aan zijn advocaat mag verstrekken, althans niet zonder adequate anonimisering, is zonder nadere onderbouwing ook niet goed te begrijpen.
Hoe zijn overleg, advisering, procedurevoeringen bijvoorbeeld beoordeling van slagingskansen in de praktijk mogelijk tussen cliënt en advocaat als de advocaat niet zonder meer kan beschikken over (persoons)gegevens van de patiënt?
Partijen moeten erop kunnen vertrouwen dat ze vrijuit met hun advocaat kunnen praten en informatie delen over hun zaak. Dit moet natuurlijk binnen de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit blijven, maar vaak heeft een cliënt juist zijn advocaat nodig om te bepalen welke gegevens wel of niet gedeeld mogen worden.
De uitspraak zegt niets over wat er gebeurt als de patiënt weigert toestemming te geven voor het delen van gegevens met de advocaat van de oogarts. Moet de oogarts de rechter dan om toestemming vragen? Of kan hij er, als het tot een rechtszitting komt, dan op vertrouwen dat de rechter deze weigering ten nadele van de patiënt zal laten strekken?
Het is niet uitgesloten dat de oogarts tegen de uitspraak van het RTG in beroep gaat. Het zou zeker interessant zijn het oordeel van het Centraal Tuchtcollege te vernemen.
Wilt u meer weten over de reikwijdte van het beroepsgeheim in de zorgsector? Neemt u dan contact op met Judith Wintgens-van Luijn, Lisanne van Driel of Rankie ten Hoopen.