Een schuldenaar heeft op dit moment geen universeel recht op een betalingsregeling met zijn schuldeiser. Artikel 6:29 BW bepaalt namelijk dat de schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is om het verschuldigde in delen te betalen. Partijen kunnen dat uiteraard wel afspreken; dit valt onder de contractsvrijheid. Een rechter kan op dit moment alleen met toestemming van de schuldeiser een betalingsregeling opleggen. Het voordeel van een betalingsregeling is dat grotere problemen kunnen worden voorkomen. Dat is ook in het belang van de schuldeiser, die met een betalingsregeling niet langer het risico loopt om niets te ontvangen.
Status Wetsvoorstel betalingsregeling
Aangezien er op dit moment geen mogelijkheden zijn tot het afdwingen van een betalingsregeling en daar wel behoefte aan bestaat, heeft de wetgever Het Wetsvoorstel opleggen betalingsregeling voor de rechter (“Wetsvoorstel”) ter consultatie aangeboden. De consultatie is inmiddels gesloten. In een recente brief van 23 november 2022 heeft de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aan de Tweede Kamer laten weten dat de consultatiereacties worden beoordeeld en verwerkt. Het is de verwachting van de minister dat het Wetsvoorstel bij de Tweede Kamer voor de zomer van 2023 kan worden ingediend.
Hoofdlijnen Wetsvoorstel betalingsregeling
Op hoofdlijnen wordt met het Wetsvoorstel beoogd dat mogelijk wordt gemaakt dat de rechter, wanneer het op grond van de redelijkheid en billijkheid niet van de schuldenaar kan worden gevergd dat hij zijn vordering in één keer betaald, een betalingsregeling kan opleggen. Er mag geen sprake zijn van onevenredige benadeling en beide partijen moeten zich over de regeling kunnen uitlaten.
In principe geldt het uitgangspunt bij (commerciële) contracten dat gemaakte afspraken nagekomen moeten worden. Een algemeen recht op een betalingsregeling, kan het vertrouwen in het handelsverkeer dan ook ondermijnen. Daarnaast kunnen kleinere schuldeisers in de financiële problemen komen en zullen betalingsregelingen niet in alle gevallen een oplossing bieden (bijvoorbeeld voor mensen met problematische schulden). Een algemeen recht op een betalingsregeling is dus geen passende oplossing. Dan zou het recht op een betalingsregeling namelijk ook gelden voor schuldenaren die niet willen betalen, terwijl een betalingsregeling bedoeld is voor schuldenaren die niet in één keer kunnen betalen.
Uit het Wetsvoorstel blijkt dat de rechter alleen een betalingsregeling op mag leggen
wanneer het niet van de schuldenaar gevergd kan worden dat hij zijn vordering in één keer voldoet. Wanneer er eenmaal een betalingsregeling door de rechter is vastgesteld, moet deze ook worden nagekomen. Wanneer de schuldenaar de betalingstermijnen niet nakomt, is het restantbedrag in één keer opeisbaar. De schuldeiser heeft dan meteen een executoriale titel verkregen, waardoor hij (zonder verdere tussenkomst van de rechter) het restant bedrag direct kan opeisen bij de schuldenaar. Mocht dat nodig zijn dan kan de deurwaarder ook direct executiemaatregelen treffen. Dit zou de kans op tijdige nakoming door de schuldenaar moeten vergroten en onevenredige benadeling van de schuldeiser moeten voorkomen.
Tot slot
Betalingsonmacht bij (rechts)personen is vandaag de dag een actueel thema. Het Wetsvoorstel biedt mogelijk een uitweg om eenvoudig(ere) afspraken te maken over een betalingsregeling, voor zowel schuldeisers als schuldenaren. Het Wetsvoorstel is momenteel nog niet bij de Tweede Kamer ingediend. Naar verwachting zal dit in het voorjaar van 2023 gebeuren. Zodra daar meer over bekend is, informeren wij u uiteraard daarover.