De Verenigde Staten als voorbeeld
Er zijn twee zaken die een rol spelen bij die veranderende rol van de Belastingdienst. In de eerste plaats proberen Europese landen gezamenlijk hun vestigingsklimaat te verbeteren. Ze kijken daarbij met name naar de Verenigde Staten, waar de ‘Chapter 11’-procedure bedrijven met betalingsproblemen voor een faillissement behoedt.
Die procedure wordt ten onrechte weleens vergeleken met de ‘surseance van betaling’ in Nederland. Hoewel het in beide gevallen om een voorportaal van een faillissement gaat, is de kans om daaraan te ontsnappen in de VS veel groter. Dat komt omdat de mogelijkheden om een akkoord met schuldeisers te forceren veel groter zijn, zonder dat de ondernemer door de aanstelling van een bewindvoerder of curator buitenspel komt te staan. Een Amerikaanse rechter kan een sanering van schulden goedkeuren, ook als niet alle betrokken schuldeisers instemmen. Bovendien kunnen schulden worden omgezet in aandelen van het bedrijf.
Europa op Angelsaksische toer
Het Verenigd Koninkrijk werkt met vergelijkbare wetgeving, die ook bedoeld is om een faillissement te voorkomen in plaats van een bankroet af te wikkelen. Ook hier kan een rechter een zogenoemde ‘scheme of arrangments’ opleggen aan schuldeisers. Er zijn meerdere voorbeelden van bedrijven die niet in het VK gevestigd zijn, maar wel hun toevlucht naar Londen hebben gezocht om een dergelijke schuldsanering te kunnen uitvoeren.
In Nederland mondt een surseance bijna automatisch uit in een faillissement, mede vanwege de inflexibiliteit van de wetgeving. Maar ook omdat tijdens de surseance alleen afspraken kunnen worden afgedwongen met ‘concurrente’ crediteuren, dat wil zeggen schuldeisers zonder preferente positie, niet met de Belastingdienst of bijvoorbeeld personeelsleden.
Vanuit Brussel is de afgelopen jaren via de zogenoemde Herstructureringsrichtlijn gewerkt aan een Angelsaksischere insolventiepraktijk voor de Europese lidstaten. Het idee is om geharmoniseerde Europese wetgeving te introduceren die preventieve schuldsanering mogelijk maakt en levensvatbare bedrijven een reële kans op overleven biedt, ook als ze niet al hun schuldeisers kunnen betalen.
Coronacoulance
Naast deze internationale ontwikkelingen heeft de coronapandemie recent gezorgd voor een coulantere houding bij schuldherstructureringen. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in het versoepelde beleid van de Belastingdienst. Door de lockdowns zagen veel bedrijven hun omzet kelderen. Ruim een op de drie bedrijven maakte gebruik van de financiële steun die de overheid bood. Uitstel van belastingbetaling was één van de steunmaatregelen. Als gevolg daarvan zijn tijdens de pandemie de belastingschulden van het bedrijfsleven enorm opgelopen. De Belastingdienst heeft miljarden tegoed van tienduizenden Nederlandse bedrijven.
Vanwege de omvang van de belastingschulden – ruim 15 miljard euro in totaal – is het niet in het belang van de fiscus om in hoog tempo deurwaarders het land in te sturen en het ene na het andere faillissement te veroorzaken. Het zou een dreun voor de Rijksbegroting betekenen als veel van die schulden oninbaar blijken te zijn, nog los van de ellende voor ondernemers en hun werknemers.
Belastingdienst weer strenger
Maar nu de pandemie voorbij is, komt de coulance van de Belastingdienst wel aan zijn einde. Bedrijven met een betalingsachterstand doen er verstandig aan daar niet op te wachten. De Belastingdienst heeft aangekondigd vanaf medio juni 2023 weer met het instrument van de dwanginvordering te gaan als bedrijven hun betalingstermijnen missen. Bedrijven die toekomstbestendig willen zijn brengen hun huis op orde, of het om privacy, milieu, diversiteit, klimaat of hun financiële gezondheid gaat.
Dat de Belastingdienst de duimschroeven weer aan gaat draaien betekent niet dat er niks meer kan. Belangrijk is namelijk dat de fiscus nog steeds een soepeler beleid hanteert bij de behandeling van saneringsverzoeken. Voorheen stelde de Belastingdienst zich op het standpunt dat ze bij een sanering minstens een dubbel percentage moest ontvangen ten opzichte van de niet-preferente schuldeisers. Daarnaast waren er tal van formele eisen waar ondernemers aan moesten voldoen. Tijdens corona heeft de Belastingdienst dit stringente beleid losgelaten. Het stelt zich bijvoorbeeld nog steeds tevreden met hetzelfde percentage als crediteuren zonder voorrang. Bij twijfel inhalen, is nu het devies. Want in oktober vervalt het coulante regime en keert de Belastingdienst weer terug naar de strengere regels van weleer.
Continuïteit waarborgen
De problematiek proactief aanpakken blijft altijd mogelijk. Want ook in Nederland zijn er mogelijkheden om vóór een surseance of faillissement afspraken te maken met schuldeisers, en zo nodig om die afspraken door een rechter verbindend te laten verklaren. De Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) is hiervoor de wettelijke basis. Vaak is zo’n formeel WHOA-traject niet eens nodig, omdat het uitzicht op zo’n regeling schuldeisers meestal vrijwillig doet instemmen met een redelijk en goed onderbouwd voorstel.
Kortom, als ondernemer met schulden loont het om niet af te wachten maar om het initiatief te nemen. Het blijvend meedragen van schulden kan levensvatbare bedrijven structureel in de rode cijfers drukken. Een tijdige schuldsanering is het startpunt om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Wachten tot de laatste reserves uitgeput zijn, betekent dat er voor schuldeisers ‘niks meer te halen’ is. Dan valt er ook niks meer te onderhandelen.