Via een driedelige blogserie nemen wij u mee in de belangrijkste wijzigingen en aandachtspunten. In dit eerste deel staan wij stil bij de achtergrond van de wetswijziging en nemen wij u mee in de veranderingen die direct per 1 juli a.s. van kracht worden. Die veranderingen zullen voor het nodige huiswerk zorgen op korte termijn. Het is zaak dat gemeenschappelijke regelingen en andere betrokken overheden zich hier terdege van bewust worden.
De achtergrond van de wetswijziging
Het is een feit dat op lokaal niveau steeds meer en steeds intensiever wordt samengewerkt. Steeds meer opgaven waar gemeenten mee te maken hebben, houden namelijk niet op bij de gemeentegrenzen, maar spelen juist op regionaal niveau. Om die samenwerking op regionaal niveau vorm te geven, vormt de gemeenschappelijke regeling hét samenwerkingsinstrument bij uitstek. In een gemeenschappelijke regeling spreken de deelnemende bestuursorganen namelijk met elkaar af op welke wijze zij op een beleidsterrein gaan samenwerken en kunnen zij de daarbij behorende bevoegdheden overdragen aan het bestuur van de gemeenschappelijke regeling. Voorbeelden van gemeenschappelijke regelingen zijn de Omgevingsdiensten, Veiligheidsregio’s, de sociale werkvoorzieningsschappen en de afvalsamenwerkingen.
Doordat veel gemeentelijke taken en bevoegdheden al feitelijk op regionaal niveau zijn belegd, is uit verschillende onderzoeken gebleken dat raadsleden een informatieachterstand ervaren op het in de gemeenschappelijke regeling gevoerde bestuur. Zij ervaren, met andere woorden, dat zij hun kaderstellende en controlerende rol richting het bestuur van een gemeenschappelijke regeling niet goed meer kunnen vervullen, waardoor de democratische legitimatie van de gemeenschappelijke regeling onder druk staat.
Voor dit ervaren gebrek aan democratische legitimatie beoogt het wetsvoorstel nu een oplossing te bieden. Het doel van het wetsvoorstel is namelijk, dat gemeenteraden weer meer en beter invulling kunnen gaan geven aan hun kaderstellende en controlerende rol richting het bestuur van een gemeenschappelijke regeling. De hamvraag is echter: hoe dan?
De wetswijziging nader belicht
Kortgezegd valt de wetswijziging uiteen in drie categorieën:
- Het versterken van de positie van de gemeenteraden bij de besluitvorming in gemeenschappelijke regelingen via de introductie van een zienswijzeprocedure, een actieve informatieplicht van het bestuur naar de raden en de mogelijkheid voor de raden om een adviescommissie in te stellen.
- Het creëren van aanvullende controle-instrumenten voor de gemeenteraden via de introductie van een gemeenschappelijk enquêterecht, de mogelijkheid van het instellen van een gemeenschappelijke onderzoekscommissie en een verduidelijking van de onderzoeksbevoegdheden van de lokale rekenkamer.
- Het verbeteren van de positie van de gemeenteraden met betrekking tot het functioneren van de gemeenschappelijke regeling via het aanscherpen van de uittredingsregelingen, het aanpassen van de begrotingscyclus en het opnemen van de mogelijkheid van evaluatie van de regeling.
Wanneer al deze wijzigingen bij elkaar worden opgeteld, dan kan niet worden ontkend dat er de komende periode aardig wat op alle betrokkenen af komt. Voor de verplichting om de bestaande gemeenschappelijke regelingen aan te passen, geldt overigens wel een implementatieperiode van twee jaar.
Wijzigingen per 1 juli 2022
Van belang is echter, dat de wetswijziging directe werking heeft in de gevallen dat een aanpassing van de gemeenschappelijke regeling niet nodig is. Concreet betekent dit dat de volgende wijzigingen al direct per 1 juli a.s. gelden:
- de introductie van een verplichte zienswijzeprocedure voor de raden bij het treffen, wijzigen toe- en uittreden uit een regeling (artikel 1);
- de introductie van de bevoegdheid voor de gemeenteraden om gemeenschappelijke adviescommissies in te stellen (artikel 24a);
- een actieve informatieverplichting van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling naar de deelnemende gemeenteraden (artikel 17), waarbij wel geldt dat de bepalingen over de wijze waarop inlichtingen worden verstrekt nog tot twee jaar na de wetswijziging in de gemeenschappelijke regeling mogen worden verankerd;
- de bevoegdheid om gemeenschappelijke onderzoekscommissies in te stellen (artikel 155g Gemeentewet en artikel 151g Provinciewet), en;
- de wijziging van de begrotingscyclus, waardoor er wordt aangesloten bij de gemeentelijke begrotingscyclus.
Deze nieuwe instrumenten gaan leiden tot een groot aantal (implementatie)werkzaamheden. Zo moeten er (i) zienswijzeprocedures worden ingericht bij het treffen, wijzigen toe- en uittreden uit een gemeenschappelijke regeling, (ii) er moet besloten worden over de instelling van raadscommissies en de bevoegdheden die deze commissies toebedeeld krijgen, (iii) er moet in een infrastructuur of reglement worden voorzien om een gemeenschappelijke onderzoekscommissie in te stellen en (iv) de begrotingscycli moeten worden herzien.
Tijdige inventarisatie van de wijzigingen is vereist
Gelet op de voornoemde wijzigingen, is het dus van belang om per gemeenschappelijke regeling tijdig – te weten vóór 1 juli a.s. – te inventariseren welke wijzigingen op de korte termijn vereist zijn. De wijzigingen vereisen namelijk niet alleen de betrokkenheid van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling zelf, maar ook dat van de gemeenteraden en de colleges. Niet uit het oog mag namelijk worden verloren dat de wetswijziging juist tot doel heeft om de gemeenteraden niet langer op een informatieachterstand te zetten. De uitdaging is, om die betrokkenheid vanaf het eerste moment passend te verankeren.
Deel 2 van deze blogserie zal zien op de vereiste aanpassingen van bestaande gemeenschappelijke regelingen en bekijkt u hier.