Gemeenten genieten op grond van de Aanbestedingswet echter relatief veel procedurele vrijheid met betrekking tot de wijze waarop zij desbetreffende procedures inrichten. Zo dienen gemeenten “slechts”:
- het voornemen om een opdracht te verstrekken te publiceren;
- te beoordelen of offertes voldoen aan de gestelde eisen, normen en specificaties;
- een proces-verbaal van opdrachtverlening op te stellen;
- bekend te maken aan welke aanbieder de opdracht is gegund;
- gedurende de procedure de algemene beginselen van aanbestedingsrecht na te leven (gelijkheid, transparantie en proportionaliteit).
Naast de Aanbestedingswet bevatten de Jeugdwet (artikel 2.11) en de Wmo (artikel 2.6.4) een aanvullende verplichting met betrekking tot de wijze waarop binnen het sociaal domein de inkoop van zorg door gemeenten dient plaats te vinden. Zo bepalen de Jeugdwet en de Wmo dat gemeenten het zogeheten emvi-criterium, het criterium van de economisch meest voordelige inschrijving, moeten toepassen bij aanbestedingen in het sociaal domein. Gemeenten mogen daardoor niet gunnen (uitsluitend) op basis van de laagste prijs.
Aanstaande wetswijziging Jeugdwet en Wmo
De verplichte toepassing van het emvi-criterium impliceert dat gemeenten (i) een aanbestedingsprocedure moeten organiseren in het kader waarvan zij meerdere offertes opvragen en (ii) een vergelijking van die offertes moeten maken op basis van een vooraf vastgestelde en bekendgemaakte gunningsystematiek die bestaat uit enerzijds een prijscriterium en anderzijds één of meer kwalitatieve criteria.
Gevolgen voor uitvoeringslasten
Deze verplichting heeft een negatief effect op de uitvoeringslasten waarmee zowel gemeenten alsook aanbieders van zorg worden geconfronteerd. Het maken van aanbestedingsstukken in het algemeen en het bepalen en opstellen van een gunningssystematiek die is toegesneden op het criterium beste prijs-kwaliteitverhouding in het bijzonder (gemeenten), is immers een tijdrovend proces en kost veel geld. Hetzelfde geldt voor het voorbereiden van een offerte (aanbieders) en het beoordelen van offertes (gemeenten). Zou de verplichting om het emvi-criterium toe te passen vervallen, dan zouden procedures binnen de wettelijke kaders zoals die door de Aanbestedingswet aan de inkoop van diensten in het sociaal domein worden gekoppeld eenvoudiger kunnen worden ingericht, zouden de uitvoeringslasten voor gemeenten en aanbieders van zorg aanzienlijk kunnen worden beperkt en zou dit meer ruimte bieden aan het voeren van een dialoog over de kwaliteit van de zorg in de meest brede zin des woords. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft tegen de hiervoor geschetste achtergrond het initiatief genomen om de verplichting om het emvi-criterium toe te passen uit de Jeugdwet en de Wmo te schrappen. Hij heeft een daartoe strekkend wetsvoorstel ingediend, welke op 19 april jl. is aangenomen door de Tweede Kamer.
Handreiking
Om gemeenten alvast te inspireren om de geboden ruimte na het van kracht worden van de hiervoor bedoelde wetswijziging zo goed mogelijk te benutten, is inmiddels op initiatief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een handreiking opgesteld (“Handreiking SAS- zonder EMVI”). Deze handreiking is in november 2021 gepubliceerd op inkoopsociaaldomein.nl.
In de handreiking worden vier procedures onderscheiden aan de hand waarvan gemeenten zorg kunnen inkopen zonder toepassing van het EMVI-criterium:
- een “basisprocedure”, een procedure die volgens de handreiking geschikt is voor een zorglandschap met weinig aanbieders en weinig noodzaak (of prioriteit) voor maatwerk en vernieuwing;
- een procedure in het kader waarvan een nadere selectie van het aantal aanbieders plaatsvindt;
- een procedure in het kader waarvan niet alleen een nadere selectie van het aantal aanbieders plaatsvindt, maar tevens de contractvoorwaarden door gemeenten met aanbieders van zorg worden afgestemd;
- een zogenaamde tweefase-aanpak, een procedure die bestaat uit (i) een ontwerp- en ontwikkelfase en (ii) een uitvoeringsfase en volgens de handreiking met name geschikt is voor situaties waarin de oplossing nog niet bekend is, maar wel wat het resultaat moet zijn.
De processtappen die van deze procedures deel uitmaken worden in de Handreiking benoemd en toegelicht. In de handreiking wordt bovendien verduidelijkt dat gemeenten afhankelijk van de marktsituatie en de doelstellingen die zij nastreven zelf dienen te bepalen of één van procedures uitgewerkt in de handreiking past bij hun specifieke situatie. Niet ondenkbaar is dan ook dat gemeenten processtappen toevoegen of juist weglaten.
EMVI in het sociaal domein niet langer verplicht, een verbetering?
Het spreekt voor zich dat meer flexibiliteit in de wijze waarop zorg in het sociaal domein wordt ingekocht kan leiden tot betere zorg. In die zin valt het alleen maar toe te juichen dat een wettelijke verplichting die een beperkend effect heeft op de ruimte om een inkoopprocedure naar bevind van zaken in te richten komt te vervallen. Tegelijkertijd is de vraag gerechtvaardigd in hoeverre de uitvoeringslasten in de praktijk nu daadwerkelijk worden verminderd bij toepassing van een in de handreiking genoemde procedure. Ook die procedures kenmerken zich immers door diverse processtappen en vergen het nodige van gemeenten en aanbieders van zorg in termen van tijd en kosten. Niet staat dan ook op voorhand vast dat dergelijke procedures minder belastend zijn dan procedures waarbij het emvi-criterium wél wordt gehanteerd.
”Open house-procedure”
Bovendien dient te worden bedacht dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met het wetsvoorstel en de handreiking die naar aanleiding daarvan is verschenen beoogt gemeenten te demotiveren om gebruik te (blijven) maken van een zogenaamde “open house-procedure”, een procedure waarbij een gemeente met alle zorgaanbieders een overeenkomst sluit die aan de vooraf gestelde kwaliteitseisen voldoen. Het houden van een “open house” leidt er in de regel toe dat ook kleine zorgaanbieders voor het sluiten van een overeenkomst in aanmerking komen. Stappen gemeenten over van “open house” naar een procedure zoals genoemd in de handreiking (in het kader waarvan een selectie van één of meer aanbieders van zorg plaatsvindt), dan is er een reële kans dat deze kleine(re) aanbieders sneller buiten de boot vallen. Dat is niet per se in het belang van de kwaliteit van de zorg.
Conclusie
Kortom, het antwoord op de vraag of de wetswijziging en de handreiking uiteindelijk tot betere zorg zullen leiden zal in grote mate afhankelijk zijn van de wijze waarop de gemeenten in de praktijk omgaan met de procedurele vrijheid die zij als gevolg van de wetswijzing zullen krijgen. De tijd zal het leren!