Sterker nog, in sommige gevallen kan zelfs één van de ruziënde aandeelhouders belang krijgen bij het faillissement van de vennootschap. Bijvoorbeeld omdat daarmee de mogelijkheid ontstaat om de gezamenlijk door de vennootschap gedreven onderneming over te nemen van de curator. Zo kan de onderneming daarna worden doorgestart zonder de lastige andere aandeelhouder. Het is vaak makkelijker om zaken te doen met een neutrale en op afstand staande curator dan met de geëmotioneerde mede-aandeelhouder.
Een andere reden om een faillissement na te streven is het voorkomen of stoppen van ingewikkelde procedures, aangespannen tegen of door de vennootschap. Het faillissement heeft weliswaar geen invloed op de onderliggende vorderingen, maar de zin en mogelijkheden om hierover te procederen nemen rap af. Zeker als de boedel (nagenoeg) leeg is. Het faillissement heeft in die zin een dempend effect.
Een voorbeeld van zo’n situatie deed zich recent voor in een procedure beslecht door de Rechtbank Limburg. Een 51%-aandeelhouder probeerde, via de weg van de aandeelhoudersvergadering, uit te lokken dat een vennootschap haar eigen faillissement zou gaan aanvragen. De andere 49%-aandeelhouder was het daarmee niet eens, maar voorzag dat zij zou worden overstemd in de aandeelhoudersvergadering.
De 49%-aandeelhouder had ook een duidelijk belang bij het voorkomen van een faillissement. De vennootschap had namelijk, vertegenwoordigd door de 51%‑aandeelhouder die tevens bestuurder was, onder meer al het onderhanden werk overgedragen aan een andere aan haar gelieerde vennootschap. Hierdoor was de vennootschap helemaal leeg. Het was niet ondenkbaar dat een curator die overdracht niet ongedaan zou (kunnen) maken. In een lege boedel kunnen van een curator niet altijd alle denkbare acties worden verwacht.
Er was dus een list nodig om het faillissement te voorkomen. De advocaat van de 49%-aandeelhouder verzon die list. In kort geding vorderde hij onder meer een verbod om gedurende een periode van een jaar een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen voor het nemen van een beslissing over het aanvragen van het eigen faillissement dan wel surseance van betaling. De kort geding rechter wijst dat verbod toe.
Een verbodsactie in kort geding om een eigen faillissementsaangifte te voorkomen is weliswaar geen nieuw gereedschap in de gereedschapskist, maar wordt niet vaak ingezet, ondanks bewezen effectiviteit. Het is dus zinvol om te weten dat deze hamer in de gereedschapskist ligt, voor het geval de lijmtube leeg is.